Ava Dina Dubbelboer

Blog van Ava Dina Dubbelboer, studente Bard College in Berlijn

Om als Nederlandse kiezer een stem uit te brengen moet men met een rood potlood een bolletje inkleuren achter de naam van de gewenste kandidaat. Waar komt dat eigenlijk vandaan?

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat het rode potlood in de Nederlandse democratie werd geïntroduceerd. In het begin van de twintigste eeuw onderging het Nederlandse stemproces een verandering. Voor 1922 was het gebruikelijk om met een zwart potlood te stemmen. Maar na de invoering van het algemeen kiesrecht nam de hoeveelheid stemmers enorm toe en ook stelden steeds meer personen en partijen zich verkiesbaar. De stemmentellers maakten teveel fouten. Ze konden bij het tellen niet goed onderscheid maken tussen een ingevuld en een niet ingevuld bolletje. Om het tellen te vergemakkelijken besloot de Nederlandse regering om rode potloden te gebruiken. Een gemakkelijk herkenbare kleur immers. Dat rood ook de kleur van het socialisme was, werd niet als sluierreclame gezien.

Tot de oorlog werden de potloden in Duitsland gemaakt. Maar na de oorlog werd Bruynzeel, een Nederlands houtbewerkingsbedrijf, door de regering verzocht om de productie van potloden op gang te brengen. De potloodfabriek werd in de jaren ‘60 overgenomen door het Japanse bedrijf Sakura Color Products Corporation nadat Bruynzeel financiële problemen kreeg. De rode potloden, van groot nationaal belang, worden nu geheel in een internationale fabrieken geproduceerd. Het hout wordt voornamelijk geïmporteerd uit Suriname. 

De distributie van de potloden gebeurt vanuit Bergen op Zoom, langs de A4 snelweg op – jawel - de Potloden Laan.

Het rood van het stempotlood staat bekend als kleur 31. De kwaliteit is die van de extra dikke schoolpotlood. Stevig postuur, met een heldere, dieprode en dikke punt en onbreekbaar. In een houten jas is rode ronde stift ingekapseld. De stift is gemaakt van een mengsel van was (parratine of de hardere carnaba), bindmiddel (cellulose of Arabische gom), vulmiddel (krijt) en het rode pigment (in dit geval dus nummer 31). Met behulp van ‘extrusietechnologie’ wordt een stift geproduceerd, strak aan elkaar gelijmd om het effect van eenheid tussen kleur en hout te bereiken.

Tijdens de covid-jaren vond een landelijke verkiezing in Nederland plaats. In mei 2021 mocht ik als 18-jarige mijn allereerste rode stempotlood aanraken. Vanwege de coronapandemie werden alle kiezers voorzien van hun eigen potlood. De productie en distributie van deze potloden was nog nooit zo groots geweest als dat jaar. Ieder kiezer kreeg zijn eigen potlood en mocht deze mee naar huis nemen. Vandaar dat ik thuis nog steeds mijn eigen gekoesterde symbool van democratie heb liggen. Een symbool van niet alleen mijn stemrecht, maar ook symbool van het feit dat ik het stemrecht gebruikt heb. Ik voel een innige band met alle anderen die zo’n potlood bezitten. Alle stemgerechtigde burgers verenigd door middel van het rode, houten object. 

Maar er schuilt ook een futiliteit in. Het potlood heeft namelijk iets ridicuuls. Je verkrijgt iets van macht, mits je binnen de lijnen kleurt. Van alle lege bolletjes mag je er slechts één invullen. En dat dan één keer in de vier jaar, in een claustrofobisch aandoend hokje. Stil en in het geheim. Als stemmer voelt het stom. Het rode potlood staat symbool voor de democratie, maar ook voor de infantilisering van de kiezer. Kinderen hebben meer vrijheid bij het inkleuren. Buiten de lijnen kleuren wordt bij hen zelfs gestimuleerd als uiting van vrijheid. 

Tijd om dat in de democratie ook mogelijk te maken.