Als politieke partijen pleiten voor het verbieden van andere politieke partijen is het altijd opletten geblazen. Op voorstel van D66 werkt het Kabinet op dit moment aan het plan om het verbieden van politieke partijen gemakkelijker te maken. In de voorgestelde aanpassing op de Wet op Politieke Partijen (WPP) staat dat “…indien een partij door haar doelstelling of werkzaamheden een daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat”, deze door de rechter verboden moet kunnen worden.

Vanuit Meer Democratie zetten we daar grote vraagtekens bij en roepen partijen in de Tweede Kamer op om deze aanpassing van de wet af te wijzen. Ons belangrijkste argument is dat het niet de rechter moet zijn die bepaalt of een partij bestaansgrond heeft, maar de kiezer!

Sinds het afschaffen van het raadgevend referendum in 2018 is de discussie over de bedreigingen van de democratie alleen maar heviger geworden. Maar is het verbieden van partijen niet erger dan de kwaal die men zegt te bestrijden, qua ondermijning van de democratie? En vanwaar de angst dat kiezers niet in staat zijn om zelf te bepalen of een partij de democratie ondermijnt? Waarom moet een rechter daarover een uitspraak doen en niet de kiezer?

Net als bij het afschaffen van het referendum, wordt ook hier door sommige partijen de redenatie gevolgd dat ‘het volk’ eigenlijk niet te vertrouwen is. Demofobie, oftewel angst voor het volk, noemden we dat eerder.

Zo leidde het afschaffen van het landelijk referendum ertoe dat mensen zich nog minder gerepresenteerd voelen. Een deel van de kiezers voelt zich machteloos. Die machteloosheid vertaalt zich onder andere in afhaken of in radicaler stemgedrag (Atlas van afgehaakt Nederland LINK) . Als dan het antwoord is om partijen te verbieden die proberen deze kiezers voor hun kar te spannen door al dan niet simpele of radicale oplossingen voor te stellen, worden die mensen nog verder geïsoleerd in de samenleving.

Voor Meer Democratie is de kern van een gezonde democratie dat we juist wél vertrouwen op het oordeelsvermogen van mensen. Niet omdat iedereen overal verstand van heeft, maar omdat een mens in principe zelf het beste weet wat goed is voor hem of haar. Dat geldt ook ten aanzien van de persoonlijke beoordeling van politieke voorstellen en besluiten.

Sommige partijen vinden Forum van Democratie te ver gaan in hun retoriek en in het flirten met autocratische buitenlandse leiders. Maar waarom zou een rechter daarop moeten ingrijpen en kan het niet aan de kiezer worden overgelaten of een partij met zulke opvattingen draagvlak krijgt?
De Communistische Partij Nederland (CPN) werd na de oorlog als vijandig aan de Nederlandse democratie gezien en er werd verschillende keren gesproken om de partij te verbieden. CPN Kamerleden mochten niet deelnemen aan sommige commissies in de Tweede Kamer. Maar tot een verbod kwam het niet. En terecht, de steun voor de CPN verdampte gaandeweg.

De enige partij die na de oorlog echt verboden is, is CP’86. Dat was eind jaren ’90 op grond van een wetsartikel tegen discriminatie en aanzetten tot haat. Dat wetsartikel gold (en geldt nog steeds) voor alle verenigingen. CP’86 was op dat moment nog maar een klein clubje, met één bestuurslid en had niet veel steun in de samenleving. De Leidse politicoloog Joop van Holsteyn zei toen al: “In een democratisch bestel moet je uiterst terughoudend zijn met het verbieden van politieke partijen. Kiezers zijn goed in staat om zelf een juiste keuze te maken” (Volkskrant 19 november 1998).

Onze stelling is dan ook dat het willen verbieden van politieke partijen, onder het mom van het beschermen van de democratie, leidt juist tot het ondermijnen ervan. Het zijn de kiezers die het eindoordeel vellen en niet de rechters.

23 februari 2023